St Janskerk
Wat er aan vooraf
ging
In de
16de eeuw werden maatregelen genomen om het
katholicisme volledig te verbieden. Zo werd het verboden de mis op
te
dragen
en nog later werden zelfs verboden
uitgevaardigd om katholieke
bijeenkomsten in het openbaar te verbieden. Kapellen en kerken
werden
afgebroken, kregen een andere functie, of overgedragen aan de
protestanten. Het duurde tot 1808 voordat de Walburgiskerk, tot aan dat
jaar, gebruikt als militaire
opslagplaats door koning Lodewijk Napoleon aan de katholieke
gemeenschap werd teruggegeven.
Doordat Arnhem in 1829
toestemming
kreeg de
vestingwerken af te breken, kreeg de stad ruimte om uit te
breiden.
Naast een groeiend aantal nieuwe inwoners betekende dat ook een
uitbreiding van de parochies. Zo
kreeg in 1858 Arnhem er een tweede parochie bij: de St.
Eusebiusparochie. De kerk van deze parochie was
oorspronkelijk
in de
Varkensstraat en heette daarom in de volksmond de
Vêrekestroatskêrik. Deze werd spoedig te klein en er werd
in de naaste omgeving van de toenmalige begraafplaats in de
buurt van wat nu het Nieuwe Plein (bij de oprit van de Nelson
Mandelabrug) een stuk grond gekocht, waar op 19 april 1863 de
eerste
steen van de St. Eusebiuskerk werd gelegd. Op 24 oktober 1865 werd
de
door architect H.J. van den Brink gebouwde kerk door Mgr. A.J.
Schaepman, aartsbisschop van Utrecht, ingewijd.
Omdat de bevolking maar
bleef groeien en ook de staduitbreidingen doorgingen werd
uiteindelijk
ook de St.
Eusebius te klein en ontstonden er
plannen voor een derde
parochie met bijbehorende kerk.
In
1869 werd er voor de nieuw te vormen
parochie een officieel oprichtingscomite in het leven geroepen.
Reeds 6
jaar later, in 1875 werd op grond van een voormalige
katholieke begraafplaats aan het begin van de Steenstraat de
Martinuskerk ingewijd. De door Alfred Tepe gebouwde kerk was de
eerste
kerk die parochianen in de 'oude' stad als wel daar buiten had.
-------------------------------------------------
St. Jan de
Doperkerk
Arnhem en
ook het aantal gelovigen bleef
onstuimig
groeien en al snel bleek dat
ook de Martinuskerk te klein werd voor
het aantal parochianen. Nog
geen 15 jaar na de inwijding van de Martinuskerk
kwamen rond de kerstdagen van 1890 de drie Arnhemse pastoors en
kerkmeesters bijeen om van gedachten te wisselen over de bouw
van een
4de kerk voor de snelgroeiende arbeiderswijk Klarendal, waar
bijna 70 %
van de bevolking katholiek was. Een commissie werd in het leven
geroepen, die voortvarend te werk ging. Zo werden er in kerken
en bij
Arnhemse huishoudens collectes georganiseerd en kon al snel
worden
overgegaan tot de aankoop van een stuk grond aan de Hoflaan.
Nadat de
bouwplannen gereed waren kon de Utrechtse architect Alfred Tepe,
die al
bekend was door zijn kerkenbouw in het aartsbisdom Utrecht, aan
de
slag.
En zo kon 5 jaar later, op 27 mei 1895 de St. Jan de Doperkerk
door de
aartsbisschop van Utrecht, Mgr. H. van de Wetering worden
geconsecreerd. Tot aan bijna het eind van dat jaar was kapelaan
Müller uit de
Martinusparochie verantwoordelijk voor de gang van zaken in de
nieuwe
parochie, tot op 22 december de band
met de moederparochie
verbroken werd en pastoor G.J. Chr. Overwijn,
die door de eerder genoemde aartsbisschop van Utrecht benoemd was,
door
deken J. Dobbelman worden geïnstalleerd. Kapelaan
Müller bleef ook in de St.
Janskerk. Als kerkmeesters
werden de heren J.M. Vale
(aannemer) en W. van Maanen
(landbouwer) benoemd.
Er stond nu wel een kerk, maar
pastoor Overwijn en zijn kapelaan
hadden nog geen pastorie. Voorlopig namen beiden hun intrek in
een pand
aan de Rosendaalsestraat 337, waar later nog de kapper Piet
Aubel zijn
zaak had. Pastoor Overwijn liet er geen gras over groeien en met
behulp
van deurcollectes en inschrijvingen werd er geld voor de bouw
van de
pastorie vergaard. Er werd een stuk grond naast de kerk
gekocht
en in mei 1896 kon met de bouw van de pastorie worden
begonnen. De pastorie werd ontworpen door de Arnhemse architect
J.W.
Boerbooms, die ook verantwoordelijk was voor het ontwerp van het
St.
Elisabethgasthuis aan de Utrechtseweg. De firma Gribnau en
Horstink
konden voor het bedrag van fl. 23.390 de bouw realiseren en in
december
van datzelfde jaar kon de pastorie door pastoor Overwijn, samen
met
kapelaan Müller
en de net
benoemde kapelaan Starink worden
betrokken.
De St.
Janskerk lijkt enigszins op de Martinuskerk, maar door
geldgebrek is zij
een stuk eenvoudiger gebouwd. Zo heeft zij maar een eenvoudige
klokketoren en doet zij denken aan een dorpskerk. Toch blijft de
St.
Jan
een goed voorbeeld van de neogotiek. Zij is gebouwd als hallekerk
met
drie beuken, die alle drie even hoog zijn. Bij dit soort kerken
gaat
het schip (hoofdbeuk) en de noorder en zuiderbeuk over in het
priester-
en zijkoor.
***********************
Ter
gelegenheid van het 60jarig bestaan van
de St. Jan schreef pastoor Snelder een klein boekwerkje,
dat
hieronder in een digitale bewerking te lezen is.
![](pastoorsnelder.jpg)
Van links naar rechts: Pastoor
Overwijn, Bos, Voskuilen, Galama en Snelder
De vijf pastoors tussen 1895 en 1955
St.
Jan 1895
- 1955
Parochianen
van St. Jan
Eind mei
1895 werd aan de Hoflaan de St.
Janskerk in gebruik genomen. Dat was voor deze toen nog nieuwe
wijk een
belangrijke gebeurtenis. Rondom de nieuwe kerk groeide een nieuwe
parochiegemeenschap. Thans bestaat de St. Jan 60 jaar. Dit is geen
lange tijd vergeleken bij de eeuwenoude leeftijd van veel andere
kerken. Er zijn er nog velen in leven, die zich de bouw kunnen
herinneren of eraan hebben meegewerkt. Toch is er reden te over
tot
grote dankbaarheid voor de vele geestelijke weldaden, die van dit
godshuis zijn uitgegaan. Hoeveel duizenden Arnhemmers gedenken de
St.
Jan als de kerk van hun doopsel, van hun eerste of plechtige H.
Communie, van hun huwelijk? Er zijn zelfs parochianen, die vol
trots
verklaren, dat ze al deze 60 jaren trouw parochiaan waren van hun
goede
oude St. Jan.
Een parochie echter is
meer dan een
godshuis, waar het Woord Gods wordt verkondigd en de Sacramenten
worden
bediend. Een parochie wil een gemeenschap zijn, ze wil iets
hebben van
een grote familie. Er moet een binding bestaan tussen
parochiegeestelijkheid en parochianen, en tussen de parochianen
onderling. Bij deze opbouw van een waarlijk levende parochie
heeft
ieder een taak en een plicht.
Moge de viering van
dit 60-jarig
jubileum en de lezing van dit boekje het parochiebesef
verlevendigen en
ons allen brengen tot het voornemen om onze goede St.
Jansparochie
steeds te verbeteren door te beginnen bij onszelf.
C. Snelder (pastoor)
--------------------------------------------------
Parochie
van de H.
Johannes den Doper 1895-1955
PAROCHIEGRENZEN
Bij Bisschoppelijk
Besluit van 12
December 1895 werd de parochie van de H. Johannes den Doper
opgericht
en de grenzen vastgesteld: vanaf het viaduct Velperpoort door de
Catharijnestraat - Oogststraat - Agnietenstraat - Hommelseweg -
bij
Moscowa over de Apeldoornseweg tot aan de gemeente Apeldoorn. En
vanaf
het viaduct Velperpoort de spoorlijn naar Zevenaar - Rijksweg.
In de loop van de 60
jaren zijn door de
snélle uitbreiding van de stad de grenzen tweemaal gewijzigd.
Door de
oprichting van de St. Jozefparochie werd op 27 April 1923 het
gedeelte,
gelegen ten Noorden van de Thomas à Kempislaan - Huyghenslaan -
Velperweg van de St. Jansparochie afgescheiden. Tegelijkertijd
werd een
klein gedeelte, gelegen ten Westen van de Hemonylaan - het talud
van
het Militair Hospitaal bij de reeds in 1911 opgerichte 0. L.
Vrouw-parochie gevoegd.
De tweede grote
grenswijziging
geschiedde in 1948 door de oprichting van de St.
Willibrord-parochie,
waardoor het gedeelte, gelegen ten Oosten van de Tivolilaan -
Raapopseweg - van der Hellaan - Prumelaan (richting
Huyghenslaan), aan
deze nieuwe parochie kwam.
De door Z.
D.H. Mgr. van de Wetering
benoemde pastoor G. J. Chr. Overwijn kon op 22 December 1895 door
deken
J. Dobbelman in de reeds bestaande St. Janskerk worden
geïnstalleerd.
Want sinds meer dan een half jaar was de nieuw gebouwde kerk reeds
in
gebruik genomen, tijdelijk bediend door kapelaan Muller van de St.
Martinusparochie. Aangezien er nog geen pastorie was gebouwd nam
pastoor Overwijn met zijn kapelaan zijn intrek in een huis aan de
Rosendaalsestraat 337, waar nu gevestigd is de kapperszaak van P.
Aubel.
In Mei 1896 werd met de bouw van de pastorie, ontworpen door de
architect Boerboom, door de firma Gribnau en Horstink begonnen en
in
December van hetzelfde jaar kon de pastorie worden betrokken. In
een
tijdsbestek van slechts enkele jaren
werd het interieur van de kerk op
waardige wijze aangekleed. Bij gelegenheid van de eerste H. Missie
in
Februari 1896, gegeven door de
paters Redemptoristen, werd het Missiekruis achter in de kerk
geplant.
(In 1954 werd dit kruis van een dikke verflaag ontdaan). In
hetzelfde
jaar 1896 werden het hoofdaltaar, de communiebank en de tomben,
van de
twee kleine altaren geplaatst. Pastoor Galama heeft in de zomer
van
1951 deze communiebank 'in tweeën laten splitsen, wat het
priesterkoor
ten goede is gekomen.
Ongeveer tegelijk werd een begin gemaakt met de plaatsing van de
gebrandschilderde ramen. 't Zou geen nut hebben van al deze ramen
de
voorstelling van de figuren op te sommen, omdat tengevolge van een
bominslag op 17 September 1944 al deze ramen zijn vernietigd. De
parochianen echter, die de parochie voor de evacuatie hebben
gekend,
zullen zich door een beknopte beschrijving van drie ramen in het
priesterkoor de voorstelling ervan voor de geest kunnen halen.
Boven het hoofdaltaar waren drie
taferelen uit het leven van St. Jan
afgebeeld :
1) de prediking;
2) de Doop van Christus in de
Jordaan;
3) de onthoofding.
Onder 1) stonden drie voorname geloofsverkondigers: de H.
Willibrord,
de H. Werenfridus en de H. Bernulfus, die in Westervoort en
Oosterbeek
het
Evangelie verkondigden.
Onder 2) de patroonheiligen van de drie andere kerken: St.
Walburgis,
St. Eusebius en St. Martilius.
Onder 3) drie Nederlandse Martelaren: H. Bonefatius, H. Nicolaas
Pieck en H. Cunera.
De
beelden van het H. Hart en H.
Antonius werden daarna geschonken. En van dezelfde schenkster
achtereenvolgens de gordijnen met de engelen op de kolommen, welke
tot
1952 naast het altaar hebben gestaan; twee kelken en ciborie, het
prachtige driestel misgewaden, de biechtstoelen en andere kleine
onderdelen en gewaden.
Een andere weldoenster schonk de monstrans, godslamp en rode
paramenteli, In 1897 werd door de edelsmid J. Brom uit Utrecht de
doopvont vervaardigd, ontworpen naar de doopvont van de oude
protestantse kerk te Zutpfen. Het hek daaromheen werd ten
geschenke
gegeven door de smid Nieuwkamp. Vervolgens werd aan de heer
Mengelberg
uit Utrecht opdracht gegeven een kruisweg te ontwerpen. Meerdere
parochianen hebben de onkosten van een of twee staties voor hun
rekening genomen. In 1902 was de kruisweg gereed voor een totaal
bedrag
van f 6000,--.
Bij gelegenheid van het zilveren priesterfeest van pastoor
Overwijn 15
Augustus 1904, werd door de parochianen een bedrag van fl.1200,-
bijeengebracht voor een nieuwe preekstoel. Ontwerp en uitvoering
werden
opgedragen aan de heer Mengelberg, toen enkele grote giften het
nodige
bedrag completeerden. Deze beknopte opsomming van de nog al
kostbare
inventaris geeft een idee van wat in een tijdsbestek van slechts
enkele
jaren tot stand is gebracht.
Onder het pastoraat van pastoor Bos werden de beide beeldengroepen
van
de H. Familie en de H. Theresia door de beeldhouwer Maas uit
Haarlem
vervaardigd. Aanvankelijk tegen de pilaren bij de communiebank
geplaatst, werden zij later, omdat ze door hun nog al brede
bovenbouw
het gezicht op het priesterkoor belemmerden en niet harmonieerden
met
de opgaande lijn van het geheel, door pastoor Voskuilen voorlopig
tegen
de muur geplaatst.
De oorspronkelijke gasverlichting werd door elektrisch licht
vervangen,
dat in 1952 door een nieuwe aanleg werd geperfectioneerd,
In het jaar 1927 werd de verwarmingsinstallatie aangelegd, die,
enkele
uitzonderingen daargelaten, tot nu toe goede diensten heeft
bewezen.
Pastoor Voskuilen, die op 1 Mei 1931 de overleden pastoor Bos
opvolgde,
liet in hetzelfde jaar de betimmering in het kerkportaal
aanbrengen.
Vermeldenswaard is de in 1932 door Brom uit Utrecht geleverde
Paaskaarskandelaar: voorstellende een oude boom: het oude mensdom,
waarop Christus: de paaskaars, wordt geplant.
In twee jaar tijd werd door een
zogenaamde "Penningcollecte" onder de
parochianen het fantastische bedrag van f 8000,- bijeengebracht
voor
een nieuw orgel. Dit uit 21 registers bestaande
electrischpneumatisch
orgel werd op de vierde Zondag van de Advent 1934 door Deken
Stockmann
ingewijd en door pater Huijgens O.F.M. ingespeeld.
Bij gelegenheid van het 4O-jarig bestaan van de parochie, gevierd
op 26
Mei 1935, boden de parochianen een handgeknoopt Smyrnatapijt en
lopers
aan, vervaardigd door acht dames uit de parochie naar een tekening
van
de heer B. Plieger uit Groenlo. Door symbolische figuren worden de
goddelijke en zedelijke deugden uitgebeeld en als een offergave
voor
het altaar gelegd. In de evacuatie-tijd is een gedeelte van de
loper
weggehaald, maar in 1950 door pastoor Galama weer hersteld en in
de
twee volgende jaren werd het tapijt uitgebreid tot de beide
zij-altaren.
Met Pinksteren 1936 werd achter in de kerk de beeltenis van 0. L.
Vrouw
van Altijddurende Bijstand geintroniséerd. Deze beeltenis werd
in het
Mariajaar 1954 vervangen door een afbeelding in opaline met een
artistieke entourage; het geheel ontworpen en uitgevoerd door Nico
Witteman uit Amsterdam.
Het kunstvol gesneden Triumfkruis, vervaardigd door Leo Jungblut
uit
Utrecht, werd in 1942 geschonken. De 12 duiven aan de uiteinden
van de
kruisbalken symbo!iseren de 12 Apostelen, die als vredesduiven de
overwinning van de Gekruiste aan de wereld gaan verkondigen.
De reeds hierboven vermelde bominslag op 17 September 1944 had de
kerk
zozeer gehavend, dat de daarop volgende Zondag de H. Diensten in
het
gymnastieklokaal van de St. Catharinaschool en in Tivoli moesten
worden
gehouden; en na de evacuatie in de St. Catharina-school en het
Katholiek Militair Tehuis, totdat eind October 1945 de kerk weer
in
gebruik kon worden genomen.
HET PAROCHlELEVEN
Om een
globaal overzicht te geven over de
groei van de parochie volgen eerst enkele getallen uit de
statistiek
van de parochie. Bij de oprichting bestond de parochie uit ruim
4600
parochianen. Na 50 jaren was dit aantal de 8000 gepasseerd. Thans,
na
de afscheiding van de St. Willibrord-parochie, nog tegen de 7000.
Voor
onze tijd met zuigelingenbureaux en kinderverzorging is het
ontstellend
uit de statistieken van de jaren rondom 1900 te lezen, dat van het
aantal sterfgevallen met een gemiddelde van 120 per jaar er 75
kinderen
beneden 7 jaar bij zijn. In het jaar 1901 is het aantal
uitzonderlijk
hoog: nl. van de 146 sterfgevallen waren er 102 van kinderen
beneden 7
jaar. Een meer aangename conclusie uit de statistieken is de zeer
grote
vooruitgang uitgereikte H. Communies rondom het jaar 1910: nl.
10.000
meer. De decreten van de vorig jaar heiligverklaarde Paus Pius X
zullen
voorzeker van zeer grote invloed hierop zijn geweest.
Van de vele min of meer godsdienstige verenigingen, die in de loop
van
deze 60 jaren ontegenzeggelijk een grote invloed hebben gehad op
het
godsdienstig leven in de parochie, vragen sommige speciale
vermelding.
De grote vaandels welke nog steeds bij verschillende kerkelijke
feesten
tegen de pilaren worden geplaatst, herinneren ons o.a. aan de
Broederschap van het H. Sacrament, welke in 1903 werd opgericht.
Daardoor is naast de plechtige processie op de Zondag onder het
Octaaf
van Sacramentsdag ook ontstaan onze traditionele
Sacramentsprocessie op
Rozenkranszondag.
Uit de Aartsbroederschap van het H. Sacrament is onder pastoor Bos
voort. gekomen de Altaarwacht, om daardoor het kerkbezoek en de H.
Communie door de week te bevorderen. Uit die tijd stamt de nog
bestaande Erewacht van het H. Sacrament, waarvan de leden zorgen
voor
aaneensluitende Wacht bij het H. Sacrament op de maandelijkse
Aanbiddingszondag, bij het Veertigurengebed enz. Deze Erewacht is
bij
de oprichting van het Apostolaat des Gebeds door pastoor Galama
daarvan
een onderdeel geworden en tevens uitgebreid tot de vrouwen.
AI spoedig in het begin van zijn pastoraat richtte pastoor Bos een
vereniging op voor jongens en jongemannen: "Voor Eer en Deugd':.
De
bedoeling daarvan ligt opgesloten in de naam en stond onder
bescherming
van de H. Maagd. De voornaamste activiteit, welke de leden naar
buiten
toonden, was de propaganda voor de
katholieke krant. Hun eerste bijeenkomsten hielden zij in het huis
aan
de St. Janskerkstraat (tegenwoordig jeugdgebouw), dat reeds in
1905
door pastoor Overwijn was gebouwd als tweede catechismuskamer.
(Vele
parochianen zullen bij het lezen hiervan interessante
jeugdherinneringen voor de geest kunnen halen). De vereniging
"Voor Eer
en Deugd" kon zich eerst volledig ontplooien toen in Januari 1912
het
patronaatsgebouw aan de Hoflaan "Het Kasteeltje" in gebruik kon
worden
genomen.
Bij gelegenheid van de H. Missie in October 1911 is de
Aartsbroederschap van de H. Familie opgericht, eerst alleen voor
mannen, daarna oók voor de vrouwen en voor de jongens en
meisjes. Deze
congregatie had tot doel de deugden van de H. Familie na te
volgen. De
congregatie voor jongens en meisjes is later vervangen door
conferenties.
Ook voor de mannen, maar vooral
voor de vrouwen, werden in de laatste
jaren tot aan zijn benoeming tot pastoor te Haalderen in Maart
1953,
conferenties gegeven door kapelaan Snelder.
Een overzicht van de zorg voor het godsdienstig leven in de
parochie
zou niet volledig zijn wanneer niet tevens vermeld werd dat van 29
September tot 27 November van het jaar 1937 iedere Woensdagavond
een
conferentie werd gehouden voor niet-Katholieken door pater
Kalmthout
O.P., welke zeer goed werden bezocht. Daarna werd voor een
twintigtal
vervolgconferenties gegeven in het Patronaatsgebouw.
Meer op, sociciaal-charitatief terrein dient vermelding de
Stichting
van de St. Antoniushuizen: "om daarin op te nemen in de eerste
plaats
oude gehuwde lieden van de parochie St. Jan". Deze huizen zijn
gelegen aan de Rosendaalsestraat. Deze stichting is op 22 Januari
1912
door een schenking tot stand gekomen.
In 1919 is een andere Stichting in het leven geroepen:
Mariastichting,
welke eerst gevestigd was in Villa Nova en later in de Raaphorst.
Dit
gebouw werd na de evacuatie door het Gemeentebestuur in beslag
genomen
om daar onder te brengen de kantoren van de
Gemeente-Energie-Bedrijven.
De Stichting was daarna nog enkele jaren gevestigd in de aan de
overzijde gelegen villa. Het doel van deze Stichting was om met de
inkomsten van het Pension voor bejaarde dames en heren de
ziekenverpleging en het kleuteronderwijs in de parochie St. Jan
mogelijk te maken.
In 1954 werd de Raaphorst, met uitzondering van het Wijkgebouwen
de
kleuterschool, aan de Gemeente Arnhem verkocht. De interparochiële
charitatieve en sociale instellingen als St. Vincentiusvereniging,
R.K.
Armbestuur, St.
Elisabethvereniging, R.K. Vrouwengemeenschap en het Wit Gele Kruis
hebben in de parochie ofwel eigen afdelingen ofwel
vertegenwoordigers. Hetzelfde geldt van de standsorganisatie: de
Katholieke-Arbeiders-Beweging. Sinds de oorlog heeft iedere
parochie
zijn eigen afdeling, waarvan iedere arbeider uit de parochie lid
is,
die bij een of ander (inter-parochiële) R.K. Vakbond is
aangesloten.
Voor de vrouwen uit de K.A.B.-gezinnen bestaat sinds enkele jaren
de
vereniging: Katholieke Arbeiders Vrouwen. Voor cultuur en
ontspanning
leveren de parochie-bibliotheek "St. Jan", welke gevestigd is in
het
Kasteeltje, en de St. Janskring, die door het geven van
parochie-avonden de parochie gemeenschapsgedachte bevordert, hun
eigen
bijdrage. Meer uit de laatste tijd is het jeugdwerk in
clubverband,
dat, gezien de aard van het werk nog al aan veranderingen
onderhevig is.
Vóór de oorlog van 1940-1945 konden de jongens zich
aansluiten bij de
Verkenners, de Jonge Wacht en de Jonge Werkman. De meisjes waren
georganiseerd in de K.J .M. en K.J .V.
De bezetting van ons land maakte
dit alles onmogelijk en dan tracht men
de jeugd te beïnvloeden door het geven van conferenties en door
.K.A.-groepen.
Na de Bevrijding kwam de Verkennerij weer terug en de Jonge
Werkman in
een nieuwe vorm: Kajotters,
Voor de meisjes begint de Gidsenbeweging en drie jaar later een
vrije
jéugdgroep: Chiro-jeugd.
Voor de speciale Wijk Klarendal ontstaat al spoedig het
Jongenscentrum
en daarna een jeugdbeweging voor meisjes.
Door de benoeming van kapelaan Bouwman in Augustus 1948 voor deze
bepaalde wijk van de St. Jansparochie breidde dit jeugdwerk, onder
de
naam Jeugdcentrum, zich uit tot de vaders- en moedersclubs,
verenigd
onder de naam : Katholiek Centrum Klarendal. De in het leven
geroepen
Stichting Klarendal bouwde in 1949 een Kapel aan de Rappardstraat
en
heeft grootse plannen om de oude vervallen school aan de
Rappardstraat
tot een centraal Wijkhuis te maken.De nieuwste moderne vorm van
jeugdwerk voor de jongelui boven 18 jaar: de Instuif, is op 14 Mei
j.l.
gestart in het Katholiek Militair Tehuis.
Onderwijs.
Bij de
oprichting van de parochie bestond sinds 1876 een door de St.
Vincentiusvereniging opgerichte school voor jongens en meisjes.
Door de
Zusters van Insula Dei werd in 1894 de St. Catharinaschool in de
Neerlandstuinstraat gebouwd. Sinds die tijd is de School aan de
Rappardstraat alleen een school voor jongens.
In 1914 doet pastoor Bos alle moeite om een nieuwe jongensschool
te
krijgen. Omdat nog zoveel jongens op de openbare school moéten
gaan.
Dit plan is niet eerder dan op 1 September 1927 verwezenlijkt door
in
gebruikname van de St. JansschooI,
Voor de meisjes kwam een tweede
school gereed: de St. Leonardusschool
aan de Rosendaalsestraat, die op 1 Januari 1925 kon worden
geopend.
Enkele jaren later, in 1931, werd het gedeelte van de St.
Catharinaschool, dat aan de Johannastraat is gelegen, vernieuwd.
Vanaf
September 1954 zijn de St. Leonardus en de St. Jansschool
samengevoegd tot één grote gemengde school onder de naam
St. Jansschool.
Historische
bijzonderheden omtrent de
parochie
St. Jan zal zeker gekozen zijn
tot de
Patroonheilige van onze kerk omdat oudtijds op de Jansplaats, ten
oosten van de Koepelkerk, een St. Janskerk heeft gestaan, welke
toebehoorde aan het convent van de Ridders van St. Jan. Deze kerk
is in
1817 afgebroken. De benaming Geert Grootestraat en Thomas à
Kempislaan
herinneren ons aan twee kloosters: nl. het klooster Monnikhuizen
van de
orde der Karthuizers en het klooster St. Maria in Bethanië van de
Zusters van de Augustijnerorde. Het klooster Monnikhuizen was zeer
waarschijnlijk gelegen op de plaats waar nu de buitenschool staat.
Dit
klooster is gesticht in het jaar 1342 door Graaf Reinald II. Geert
Groote, de stichter van de Broeders van het Gemeene Leven, bracht
de
jaren 1374 - 1378 in boete en afzondering in dit klooster door. In
1572
werden de monniken genoodzaakt het klooster te verlaten en in 1606
is
het totaal afgebroken. De Stenen Tafel is waarschijnlijk een zerk,
welke afkomstig is uit de kerk van het klooster
Monnikhuizen. Het klooster Maria in Bethanië, gesticht in 1419,
heeft
gelegen tussen Presikhaaf en Plattenburg. Het stond onder het
Kapittel
van het klooster te Windesheim en had als eerste Rector Johannes
à
Kempis, een broer van Thomas à Kempis. In 1577 werd het klooster
overrompeld en geplunderd; in 1591 afgebroken.
Op de beek langs de tegenwoordige Velperweg
stonden in de oude tijd drie molens. Een ervan werd Schavenmolen
genoemd, welke reeds in 1302 staat vermeld en was eerst een
waterkorenmolen, sinds 1709 een papiermolen. Deze molen stond op
het
"Goet ten Broke", dat in 1872 een andere eigenaar kreeg. Een
nieuwe
villa daar gebouwd kreeg de naam
Molenbeke. Op de plaats waar nu aan de Velperweg de villa "
Welgelegen"
is gebouwd, stond voordien een kleine herberg; op een uithangbord
had
de eigenaar, een Duitser, een wijnglas (roemer) geschilderd met
het
onderschrift "Der Romer", vandaar de naam Römerselaan. Aan de
Rosendaalsestraat, die voordat de spoordijk werd aangelegd, liep
vanaf
de Steenstraat bij het tegenwoordige Westeinde, lag een theetuin:
Neerlandstuin genaamd, op de Rappardsberg. Omdat tijdens een
tentoonstelling in 1879 het personeel van de Gamelang van de prins
van
Solo daar gehuisvest was, werd bij een latere stadsuitbreiding de
Solostraat naar hen genoemd. De bijna eerste gebouwen verderop aan
de
rechterkant van de Rosendaalsestraat, voorbij de Hoflaan -welke
vroeger
Zadelhofsteeg heette -waren in 1850 door het Protestantse
begrafenisfonds een aantal woningen gebouwd, die al spoedig de
naam
kregen: ,,'t Gerifformeerde Dorp".