Een aantal notabele Arnhemmers
richtte in 1881 " De Vereeniging het Kinderziekenhuis" op, een
uiting van "oprechte burgerzin". Doelstelling van de
filantropische vereniging was: de verpleging van zieke arme
kinderen tegen een minimale vergoeding. Het Gemeente Ziekenhuis
had geen kinderafdeling en de gemeentelijke overheid vond het
kennelijk niet nodig voor deze categorie hulpbehoevende aparte
faciliteiten te scheppen.
De vereniging vertegenwoordigde niet expliciet een bepaalde zuil,
zij was bijzonder neutraal. Tot de oprichters behoorden de artsen
dr. L.C. Homoet en dr. A.C.H. Moll. Zij maakten ook deel uit van
het bestuur en functioneerden, aanvankelijk samen, als
geneesheer-directeur. Uit de jaarverslagen wordt niet duidelijk
wat die functie toen precies inhield, met name in relatie tot die
van de directrice. Zij had in ieder geval de leiding over de
verpleging. De eerste directrice was mej. L.M.G.C. van der Mijll
Dekker.
In het begin was het Kinderziekenhuis gevestigd in twee
arbeiderswoningen op St. Marten. In 1883 verhuisde het
Kinderziekenhuis al naar de Catharijnestraat, waar de vereniging
een groter gebouw had aangekocht, een oude zinkfabriek. Een
aangrenzende boerderij zorgde in de beginjaren voor voortdurende
stankoverlast en vliegenplagen. De vereniging kon dit probleem in
1912 oplossen door het perceel aan te kopen. Voor de bewoners van
Klarendal was het een uitkomst dat zij in hun eigen buurt een
kinderziekenhuis hadden.
De jaarverslagen over de periode
1881 - 1920 zijn niet erg uitgebreid, maar geven, vergeleken met
die van het Hervormd Diaconessenhuis gedetailleerdere en meer
feitelijke informatie. De patientjes waren in de regel niet ouder
dan twaalf jaar. Ze waren iets vaker protestants-christelijk dan
rooms-katholiek. ook wordt regelmatig melding gemaakt van joodse
kinderen. Zuigelingen en kinderen tot drie jaar vormden
aanvankelijk de grootste groep patienten. De slechte woon- en
leefomstandigheden waaronder de gezinnen in de arme buurten
leefden, eisten hun tol van de kinderen.
De meeste patienten leden aan de gevolgen van slechte voeding,
hadden ernstige maag- en darmstoornissen en ademhalingsproblemen.
Daarnaast worden veelvuldig gemeld: gewrichtsontstekingen,
huidziekten en rachitis. Tuberculose-patienten werden ook in het
Kinderziekenhuis opgenomen. In 1886 was er nog geen aparte
afdeling voor besmettelijke ziekten beschikbaar. De gemiddelde
verpleegduur was voor 1900 heel lang; we noemen voor 1886 89
dagen, voor 1889 75 dagen. De oorzaak hiervan was dat de kinderen
alle kinderziekten zoals mazelen, rode hond en waterpokken van
elkaar kregen. Juist omdat de meesten kinderen zo lang in het
ziekenhuis moesten blijven, was het van groot belang dat er veel
aandacht werd besteed aan ontspanning. Vrouwelijke bestuursleden,
echtgenoten van de bestuursleden en andere weldoende dames trokken
hier veel tijd voor uit.
Voor 1886 lag het totaal aantal patienten per jaar onder de
vijftig. Na 1906 (213 patienten) is er een sterke groei te
bespeuren. Over 1915 kwam het totaal aantal patienten op 650. In
deze aantallen zijn de poliklinische patienten niet inbegrepen,
evenmin als de baby's, die op het consultatiebureau voor
zuigelingen kwamen, dat na 1900 aan het Kinderziekenhuis gehouden
werd.
Financieel was het Kinderziekenhuis
aanvankelijk helemaal aangewezen op contributies van de
verenigingsleden, legaten en giften, die vaak in natura werden
verstrekt. De apotheek Van Tricht en Pelgrim leverde bijvoorbeeld
gratis medicijnen. Melk werd de eerste tijd ook gratis verstrekt.
Een bekende Arnhemse wijnhandelaar schonk het ziekenhuis jaarlijks
vijftig flessen wijn.
De financiele basis van het Kinderziekenhuis was niet stevig
genoeg. In 1885 zag de vereniging kans een overeenkomst te sluiten
met de kerkelijke armbesturen en weeshuizen voor een vaste
bijdrage in de verpleegkosten van de armlastige kinderen. Vanaf
circa 1890 zuiverde het gemeentebestuur jaarlijks de
exploitatiekosten van de vereniging aan, omdat de liefdadigheid
het steeds meer af liet weten. In 1895 sloot het gemeentebestuur
een contract met het Burgerlijk Armbestuur voor een aanvullende
bijdrage in de verpleegkosten.
De rol van het Burgerlijk Armbestuur bij het bestrijden van de
verpleegkosten zou steeds belangrijker worden. Kwamen in 1895 82
van de 160 patienten voor rekening van het Burgerlijk Armbestuur,
in 1905 was dit al opgelopen tot 171 van de 197. Om een voorbeeld
te geven van de verpleegkosten: in 1912 betaalde het Burgerlijk
Armbestuur fl. 1,- per verpleegdag, terwijl de kosten voor
een verpleegdag in dat jaar fl. 1,20 waren.
De medische behandeling was aanvankelijk vooral het werk van de geneesheer-directeur. Steeds meer Arnhemse artsen raakten erbij betrokken. Zij deden dit vaak gratis. De artsen-oprichters Homoet en Moll zijn van grote betekenis geweest van het Kinderziekenhuis. Zij voelden zich zeer betrokken bij het lot van de arme zieke kinderen. Een andere markante figuur aan het Kinderziekenhuis was mej. W.C.S.C. Bader. Zij was van 1906 tot 1918 "tweede geneeskundige" onder geneesheer-directeur dr. C.C. van der Heide. Hoewel zij aan het Kinderziekenhuis klinisch werkzaam is geweest, heeft zij in de Arnhemse gezondheidszorg vooral haar sporen verdiend in de preventieve zorg via de consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters.
Over de zusters zijn wij minder
goed ingelicht. Van directrice mej. J.P.C. Kempff weten wij dat
zij gediplomeerd verpleegkundige van het Witte Kruis was. In 1905
werkten er vijf verpleegsters onder de directrice. Vanaf 1906 is
er sprake van gediplomeerde verpleegsters. Tot 1906 kregen de
verpleegsters aan het Kinderziekenhuis theorielessen in het
Diaconessenhuis van de artsen dr. W. Renssen en dr. C.H. Sissingh.
Daarna werden zij intern opgeleid door dr. Bader en de chirurg dr.
E.W. Sikemeijer.
De gestage groei van het aantal patienten noopte weldra tot
verbouwing en uitbreiding; deze vonden plaats in 1911, 1912 en
1914. Ter ere van de uitbreiding in 1912 bracht Koningin
Wilhelmina een bezoek aan het Kinderziekenhuis. Terwijl de
gestegen vraag wel aanzette tot uitbreiding, drukte deze zwaar op
de financien van de vereniging. De verslechterde economische
situatie in Nederland ten tijde van de Eerste Wereldoorlog had
direct nadelige gevolgen voor het aantal contributies en de hoogte
van het aantal giften.
Het Kinderziekenhuis was aanvankelijk in eerste aanleg bedoeld
voor zieke arme kinderen in Arnhem, maar van het begin af aan zijn
er ook patienten van buiten opgenomen. Daarmee vervulde het ook
een streekfunctie. Deze functie zou na de Tweede Wereldoorlog
steeds verder uitgroeien.
De opmars van de antibiotica in de jaren vijftig maakte, dat infecties al in een vroeg stadium bestreden konden worden door de huisarts. Bovendien werden steeds meer kinderen ingeënt tegen kinderziekten. Het accent verschoof naar kinderen met aangeboren afwijkingen. Deze ontwikkeling viel samen met het van de grond komen van de kinderafdeling in het Nijmeegse St. Radboudziekenhuis, waarmee een samenwerkingsverband bestond. De streekfunctie die het Kinderziekenhuis vanaf het begin heeft gehad, werd langzamerhand door het St. Radboudziekenhuis overgenomen.
Ondertussen was de behuizing van het Kinderziekenhuis nauwelijks meer werkbaar. Al in 1949 werden plannen voor nieuwbouw op stapel gezet, omdat toen al duidelijk was dat renovatie geen oplossing was voor de merendeels negentiende eeuwse gebouwen. Aanvankelijk werd gedacht aan Onder de Linden, eveneens in Klarendal. Deze oplossing bleek te duur, onder meer omdat voor de bouw een begraafplaats moest worden geruimd.
Het nieuwe Kinderziekenhuis werd uiteindelijk gebouwd op het terrein van het Gemeente Ziekenhuis. In 1959 werd de nieuwbouw betrokken.
(Bron tekst onbekend)
Het Kinderziekenhuis aan de Catharijnenstraat in de jaren dertig
Dr. C.C. van der Heide, geneesheer-directeur van het
Kinderziekenhuis bij het 25-jarig jubileum
De receptie tgv het 25 jarig jubileum
Steriliseerkamer
Dr. Smit van Gelder in zijn laboratorium
Dr. Smit van Gelder samen met personeel en patientjes (1920)
De Adj. Directrice mej. C.M. van Tricht
Een kijkje in de babyzaal
Een van de bovenzalen
De boxafdeling, waar de kinderen na opname enige dagen werden
geobserveerd
De operatiekamer
Een luchtje scheppen op de waranda