V |
Behoort
gij tot het diaconessenhuis in de Bovenbrugstraat en
tot de wijkvereeniging Klarendal? |
A
|
Juist
|
V
|
Welke
is de taak der wijkdiaconessen?
|
A
|
Het
verplegen der armen in hunne eigen woningen
|
V
|
Wonen
zij daartoe in wijken, waar veel behoeftigen gevestigd
zijn?
|
A
|
Ja
|
V
|
Hoeveel
wijkdiaconessen zijn er te Arnhem?
|
A
|
Twee.
De ene woont in de Bergstraat, en ik woon in
Klarendal, waar volstrekt geen gegoeden wonen.
|
V
|
Hebt
gij thans niet te maken met de verpleging in het
diaconessenhuis?
|
A
|
Neen,
maar ik blijf aan het diaconessenhuis verbonden, dat
dan ook het recht heeft mij terug te roepen. Ik sta
overigens onder een ander bestuur.
|
V
|
Onder
het bestuur der wijkvereeniging, waarvan de heer Van
Woerden voorzitter is?
|
A
|
Juist
|
V
|
Op
welke wijze wordt uwe taak nader bepaald?
|
A
|
Ik
word door de hulpbehoevenden zelf geroepen en niet
daarheen gezonden.
|
V
|
Bezoekt
gij ook uit eigen beweging de gezinnen, om te kennen
te geven, dat gij in geval van nood beschikbaar zijt?
|
A
|
Ja
wel.
|
V
|
Zijt
gij dus met de arme gezinnen in Klarendal goed bekend?
|
A
|
Tamelijk
wel. Het is met November pas een jaar dat ik hier
woon.
|
V
|
Hoe
zien die woningen in die wijk er uit?
|
A
|
Allertreurigst;
over het geheel ongeschikt voor menschen om in te
huizen.
|
V
|
Zijn
er vele arbeiderswoningen in Klarendal die maar één
vertrek hebben?
|
A
|
De
meeste hebben één kamer en nog een achterhokje.
|
V
|
In
elk geval slechts ééne haardstede?
|
A
|
Juist.
|
V
|
In
het achtervertrekje wordt dus niet gekookt?
|
A
|
Eigenlijk
niet. Meest dient het als bergplaats en het wordt ook
veel gebruikt om de kinderen in te laten slapen.
Onlangs ben ik nog in zoo een keukentje geweest, waar
aan den eenen kant de kinderen sliepen en aan den
andere kant de varkens.
|
V
|
Dient
de woonkamer dus ook voor keuken en waschhuis?
|
A
|
Ja.
|
V
|
Moet
ook wel het geheele gezin in de woonkamer slapen?
|
A
|
Ja,
wanneer er geen keukentje is. Ik heb wel eens
bevonden, dat de kinderen in een hangkast sliepen.
|
V
|
Hebben
deze gebrekkige woningen een zolder?
|
A
|
Heel
weinig. Wanneer er twee verdiepingen zijn wonen er
mensen boven.
|
V
|
Hoeveel
gezinnen wonen er dan wel in één huis?
|
A
|
Meest
twee.
|
V
|
Hoe
is de voeding?
|
A
|
Dikwijls
allertreurigst. Juist in Klarendal wordt veel misbruik
gemaakt van sterken drank, niet alleen door mannen,
maar ook door vrouwen. Het kan hun dan eenvoudig niet
schelen, wat er in de toekomst van de kinderen wordt.
Er moest eene wet zijn, dat de kinderen tot hun 13e of
14e jaar op school bleven.
|
V
|
Werken
die vrouwen buitenshuis?
|
A
|
Ik
ken er weinig, die het geregeld doen.
|
V
|
Zijn
de vrouwen in die gezinnen eenigszins bekend met
nuttige handwerken?
|
A
|
In
het geheel niet.
|
V
|
Hebben
zij er op school geen onderricht in gehad?
|
A
|
Zij
willen niet leren.
|
V
|
Hebben
zij in het geheel niet school gegaan?
|
A
|
Dat
wel, maar zij moesten volgens hun zeggen vroeg
thuisblijven.
|
V
|
Hebt
gij de indruk, dat hier ter stede op de scholen veel
werk wordt gemaakt van de nuttige handwerken?
|
A
|
De
resultaten zouden het niet zeggen. Als ik vraag,
waarom de kinderen niet schoolgaan, is het antwoord:
ik kom er zonder dat ook, en mijne kinderen moeten het
ook maar zien te doen. Ik heb daarom zelve eene
naaischool opgericht.
|
V
|
De
heer Van Alphen: De kleding is zeker ook slecht?
|
A
|
Ja.
|
V
|
De
Heer Reeling Brouwer: Zijn er vele kroegen in
Klarendal?
|
A
|
Zeer
veel.
|
V
|
Gaan
de vrouwen daar ook heen?
|
A
|
Zij
gaan er heen met de flesch in den zak, soms wel
zesmaal per dag.
|
V
|
De
Voorzitter: Tot welke maatschappelijke klasse behooren
deze lieden? Zijn het losse arbeiders?
|
A
|
Ja,
veelal.
|
V
|
Komt
het wel voor, dat zij hun loon in kroegen ontvangen?
|
A
|
Ja,
dat heb ik wel gehoord, doch zeker weet ik het niet.
|
V
|
Hoe
is de verstandelijke ontwikkeling der bevolking,
waaronder gij u beweegt?
|
A
|
Heel
slecht.
|
V
|
Kunnen
zij in den regel lezen en schrijven?
|
A
|
Ja,
doch een groot deel niet.
|
V
|
Zijn
zij meerendeels hier geboren of komen zij van elders?
|
A
|
Meerendeels
zijn zij van hier.
|
V
|
Gij
hebt gesproken van de wenschelijkheid van leerplicht,
met het oog op de onverschilligheid van vele ouders
voor de toekomst hunner kinderen. Meent gij, dat de
toestand der gezinnen geen beletsel daartegen zou
opleveren? Moeten de kinderen niets verdienen?
|
A
|
Enkelen
wel, doch voor de meeste gezinnen niet. Het zou best
gaan.
|
V
|
Acht
gij het noodzakelijk?
|
A
|
Ja,
voor de toekomst der kinderen. De ouders zijn er te
onverschillig voor. De kinderen loopen doorgaans op
straat.
|
V
|
Om
te bedelen?
|
A
|
Neen,
dat zijn slechts enkelen.
|
V
|
Houdt
gij zelve de naaischool, waarvan gij gesproken hebt?
|
A
|
Ja.
|
V
|
Gaat
dit wel goed samen met het vervullen van uwe taak als
wijkdiacones?
|
A
|
Eigenlijk
heb ik er geen tijd voor, doch ik heb het gedaan om
der wille van de kinderen. Ik spoor haar aan geregeld
de school te bezoeken.
|
V
|
Geschiedt
dit ook?
|
A
|
Ja,
als ik er achter zit.
|
V
|
Staat
gij alleen voor de naaischool?
|
A
|
Als
ik uit moet, komt er eene dame in mijne plaats, maar
ik geef toch het onderwijs.
|
V
|
Zijn
er gewoonlijk vele zieken?
|
A
|
Thans
niet; in de twee vorige maanden had ik er 26 na te
loopen, wat voor één mensch wel te veel is, maar 't
Huis kan geen menschen meer ter beschikking stellen.
|
V
|
De
Heer Reeling Brouwer: Wordt gij dikwerf 's
nachts gehaald?
|
A
|
Zelden.
Ik loop zoo de zieken na, en heb gelukkig eene goed
voorziene kas, waarover ik beschikken kan om in
verschillende behoeften te voorzien. Evenwel geld geef
ik zelden, tenzij ik de menschen al heel goed kan
vertrouwen.
|
V
|
De
Voorzitter: Verleent gij hulp zonder onderscheid van
godsdienstige belijdenis?
|
A
|
Ja,
die mij roept, kan mij krijgen.
|
V
|
Hebt
gij den indruk, dat er thans meer armoede wordt
geleden dan vroeger?
|
A
|
Dat
kan ik niet beoordelen. Op dit oogenblik is er nog al
werk.
|
V
|
Kunnen
de lieden gemakkelijk geneeskundige hulp bekomen?
|
A
|
De
meesten zijn in een zieken- en begrafenisbus; van de
stad worden zij ongaarne geholpen.
|
V
|
Doet
die ziekenbus ook wekelijksche uitkeeringen?
|
A
|
Ja,
f 1,50 per week, gedurende hoogstens zes
achtereenvolgende weken.
|
V
|
Hoeveel
moeten zij daarvoor betalen?
|
A
|
Er
zijn twee bussen, een van 25 cts. per week en een van
18 cts.; in de eerste heeft men de keus van een
dokter, in de tweede niet.
|
V
|
Kent
gij armen, die zich deze uitgaaf niet kunnen
veroorloven?
|
A
|
Zoolang
zij het kunnen volhouden, blijven zij in zulk een bus.
Ik ken er echter verscheidenen, die een armenkaart op
het gemeentehuis halen.
|
V
|
Vinden
dezen, dat de dokter spoedig en dikwijls genoeg komt?
|
A
|
Er
wordt nog wel eens geklaagd, maar de menschen zijn ook
nog al veeleischend. Wie niet in een bus is, kan
bovendien gemakkelijk een dokter van de stad krijgen.
|
V
|
De
Heer Van Alphen: wie komt u roepen, als men uwe hulp
begeert?
|
A
|
De
man of de vrouw, soms ook de buurlieden.
|
V
|
Gij
fungeert natuurlijk ook wel in gezinnen, waar de man
minder helder van geest is ten gevolge van
drankmisbruik; hept gij daar nooit eens last gehad van
onheusche bejegening?
|
A
|
Neen,
daarover valt niet te klagen. Zelfs wanneer ik de
menschen eens goed hun plichten onder het oog breng,
zijn zij zeer bescheiden, maar de resultaten zijn
helaas zeer gering
|
V
|
Kunt
gij ook nog al goed met de kinderen terecht in de
gezinnen, waar gij een zieke verpleegt; zijn zij
gezeggelijk?
|
A
|
Ja,
dat gaat wel; als men pleegzuster is, schijnt het, of
men een heel ander mensch is voor hen.
|
V
|
Ontmoet
gij nog al erkentelijkheid voor uwe hulp?
|
A
|
Er
zijn helaas vele onverschilligen; ik heb menschen
gehad, die eenvoudig zeiden: gij zij er voor. Het komt
wel voor, dat als ik beddegoed heb gegeven en ik kom
kijken, of het goed onderhouden wordt, het weg is en
ik zeer onaangenaam word bejegend.
|
V
|
Brengen
zij het goed dan naar de bank van leening?
|
A
|
Ja,
als men niet geregeld er naar komt kijken.
Niettegenstaande ik altijd het beddegoed in leen geef,
is het, wel eens weg, wanneer ik 8 dagen oversla met
mijn bezoek.
|
V
|
De
verzoeking is zeker vooral groot, omdat er
aanbrenghuizen zijn voor de bank van leening?
|
A
|
Ja,
dat geeft aanleiding tot veel geknoei; de
winkeliertjes beleenen dan later ook nog de
lombardbriefjes, want op die verrichtingen zit groote
winst.
|
V
|
Uit
uwe mededeeling betreffende het uitbetalen van loonen
in kroegen zou men ook kunnen opmaken, dat die
werkgevers in verbinding staan met de kroeghouders?
|
A
|
Dat
kan wel.
|
V
|
Stelt
gij u zelfs bepaalde werkuren?
|
A
|
Neen.
ik werk tot mijn werk gedaan is.
|
V
|
De
Heer Reeling Brouwer: Hebt gij zelve een goede, frisse
woning?
|
A
|
Ja.
|
V
|
Is
de bijstand bij bevallingen goed?
|
A
|
Niet
altijd; ik heb wel gevallen bijgewoond, dat ik
geroepen werd en de vrouw wel geholpen, maar nog niet
gereinigd was; ook wel, dat de vroedvrouw eerst na
drie dagen voor de tweede maal terugkwam. Over het
eerste geval heb ik toen met den heer Schiethart
gesproken en die zaak is toen op het stadhuis
onderzocht.
|
V
|
Hebt
gij nog geene gunstige uitwerking opgemerkt van de
nieuwe regeling, waarbij het vaste traktement voor de
vroedvrouwen is verlaagd en voor iedere bevalling eene
beloning wordt toegekend?
|
A
|
Neen.
|
V
|
De
Heer van Alphen: Komt gij ook in aanraking met
besmettelijke zieken, of zorgt gij, dat die
onmiddellijk ui hunne woning geëvacueerd worden?
|
A
|
Ik
bezoek ook wel besmettelijke zieken, want in den regel
geven zij de voorkeur aan hunne benauwde woningen
boven het stadsziekenhuis.
|
V
|
Komt
het nog wel voor, dat er kribben zijn aangebracht in
de bedsteden, waarin man en vrouw slapen?
|
A
|
Zeker,
somtijds zelfs één aan het voeten- en één aan het
hoofdeinde.
|
V
|
De
Heer Reeling Brouwer: Hebt gij eenige opleiding gehad
in het verplegen van kleine kinderen?
|
A
|
Alleen
in het diaconessenhuis.
|
V
|
Is
het dikwijls uwe taak?
|
A
|
Niet
dikwijls.
|
V
|
Hebben
zij meest een baker?
|
A
|
Ja,
of anders helpt de buurvrouw.
|
V
|
De
Heer van Wijck: Past gij wel eens lang achtereen een
zieke op?
|
A
|
Zeker,
bijvoorbeeld teringlijders somtijds maanden lang, en
dan ga ik er, wanneer de toestand vermindert, somtijds
drie- of viermaal daags heen.
|
V
|
Dan
zal uwe taak op die wijze wel eens zeer zwaar worden?
|
A
|
Zeker,
ik heb dan ook wel eens het gevoel, alsof ik de dingen
maar ten halve doe, omdat ik nog veel meer bij de
menschen moest zijn en werken. Het gebeurt heel vaak,
dat ik zeg: je moet er uit, en dat zij dan op kosten
van de wijkvereeniging worden vervoerd.
|
V
|
De
voorzitter: Gij hebt herhaaldelijk gesproken van het
veelvuldig gebruik van sterken drank. Wordt in
kruideniers- en andere winkel sterke drank bij het
glas verkocht?
|
A
|
Niet
bij het glas, wel bij de maat.
|
V
|
Hebt
gij in Klarendal iets bespeurd van een onderzoek, vòòr
eenige tijd door de politie gehouden naar den
clandestienen verkoop van sterken drank?
|
A
|
Neen.
|