Nadat Philips in 1948 was begonnen met experimentele televisie-uitzendingen in de regio Eindhoven, startte op 2 oktober 1951 het landelijk televisie-experiment. Tijdens deze experimentele periode hoefden de kijkers geen kijkgeld te betalen. In 1956 werd televisie definitief ingevoerd. Vanaf dat moment besloot de regering dat bezitters van een TV-toestel kijkgeld moesten gaan betalen. Dit werd geregeld in de Wet op het Kijkgeld.
Tot 1969 vormden het kijkgeld en het luistergeld twee afzonderlijke heffingen. Op 1 januari van dat jaar trad de Wet op de Omroepbijdragen in werking. Deze wet verving de Wet op het Kijkgeld en de bepaling over het luistergeld in het Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit. De officiële naam van het kijk- en luistergeld werd nu omroepbijdrage. De wijzigingen die deze wet bracht waren:
Er komt een gecombineerde heffing voor radio en televisie. Omroepbijdrage A is het tarief dat de bezitters van een TV-toestel moeten betalen. Omroepbijdrage B is het tarief dat degenen die alleen radio hebben moeten betalen.
Binnen één huishouden hoeft niet meer per toestel betaald te worden.
De totale omroepwetgeving werd herzien in 1988. Sindsdien wordt de omroepbijdrage geregeld in de Mediawet. De belangrijkste inhoudelijke wijziging was dat provinciale staten een opslag van maximaal 10 gulden bovenop de omroepbijdrage konden opleggen ten behoeve van de regionale omroep in de betreffende provincie. In 1996 werd een soortgelijke bepaling ingevoerd voor de lokale omroep. De gemeenteraad kon een opslag van maximaal én gulden opleggen voor de lokale omroep in die gemeente.
Na de oorlog bleef de PTT belast met de inning van de omroepbijdrage. Toen de PTT op 1 januari 1989 verzelfstandigd werd tot Koninklijke PTT Nederland NV (KPN) bleef zij die taak uitoefenen. Op 1 juli 1997 werd de Dienst Omroepbijdragen omgevormd tot een zelfstandig bestuursorgaan en maakte dus geen deel meer uit van KPN.
Tijdens de formatie-onderhandelingen
voor het tweede paarse kabinet spraken PvdA, VVD en D66
af dat er een onderzoek zou komen naar de afschaffing
van de omroepbijdrage. De programma's van de publieke
omroepen zouden voortaan betaald moeten worden uit de
belastingopbrengsten. Met ingang van 1 januari 2000 werd
de omroepbijdrage inderdaad afgeschaft en worden de
programma's van de publieke omroep uit de
belastingopbrengsten betaald. Ter compensatie van deze
afschaffing werd het tarief van de eerste schijf van de
inkomstenbelasting verhoogd met 1,1%.
Bron: wikipedia
--------