--------------------------------------------------------------------------
Mondriaan
'Bij
Arnhem' een Mondriaan gelokaliseerd
door drs. A.B.C. Schulte
Arnhem en vooral zijn omgeving
heeft in de negentiende eeuw veel landschapschilders getrokken. Met
name een figuur als Johannes Warnardus Bilders, die resideerde in het
nabijgelegen Oosterbeek, en in zijn slipstream de coryfeën van de
Haagse School, vonden hier hun inspiratie. Dat ook Nederlands
beroemdste abstracte kunstenaar, Piet Mondriaan (Amersfoort 7 maart
1872 - New York 1 februari 1944), een duidelijke link met Arnhem heeft,
is velen onbekend. Mondriaan plaats je eerder in de natuurlijke
geometrie van de Hollandse polder of het hectische 'streetgrid' van New
York. Dit is echter onvolledig. Op de najaarstentoonstelling in 1997
van de Edese kunsthandel Simonis & Buunk hing een door Mondriaan
gesigneerd landschapje, getiteld 'Bij Arnhem' uit 1901. 'De Canadese
Mondriaan-expert Robert Welsh voorzag deze aquarel als eerste van een
datering en identificeerde het landschap als de omgeving van Arnhem
door vernband te leggen met een aquarel van Mondriaan die in de winter
van 1901 en het voorjaar van 1902 bij [de kunstenaarsvereniging] Arti
et Amicitiae in Amsterdam was tentoongesteld', aldus Contance Moes in
de begeleidende catalogus. Zij vervolgt dat de uitwerking doet
vermoeden dat de aquarel werd gemaakt voor een tentoonstelling of voor
de verkoop. Dit wordt gepreciseerd door de opmerking in Welsh'
Catalogue raisonné uit 1998 dat Mondriaan tussen een expositie
in oktober/november 1901 bij 'Arti' en een expositie in mei/juni 1902
bij het Lucasgilde, een andere Amsterdamse kunstenaarsvereniging, de
prijs verhoogde van 100 naar 150 gulden. Hij leidt hieruit af dat het
zelfvertrouwen van de jonge kunstenaar moet zijn toegenomen.
Rond 1900 is Mondriaan, na een opleiding tot tekenleraar, die hij op
aandringen van zijn vader volgde, en een studie aan de Rijksacademie,
als zelfstandig beeldend kunstenaar gevestigd in Amsterdam. Hij
voorziet in zijn onderhoud door tekenlessen en de verkoop van eigen
werk. Onder invloed van zijn ome Frits, een leerling van Willem Maris,
schildert Mondriaan in de trant van de Haagse School, de dominante
schildersstroming in deze periode, een enorme hoeveelheid
'plattelandschappen' in stemmig 'gekleurd grijs'. Hoewel deze werken
naturalistisch worden genoemd, is de werkelijkheid ondergeschikt aan de
atmosfeer. Bovendien is de compositie zo uitgesneden en uitgewerkt dat
voor het welwillende oog al een zekere voorkeur voor onderliggende
geometrische figuren is te onderkennen: een poldersloot die het doek
als een 'zip' doorsnijdt of de gevel van een boerderij die zich in
water spiegelt en daardoor een ruit vormt. de abstracte kwaliteit van
deze werken wordt versterkt doordat er geen kip op te bekennen is.
Zo ook niet op deze frisse, serene aquarel. Glooiende velden in groen,
blauw en bruin vormen een repoussoir, waarvan de contouren het oog naar
het midden leiden. Daar ligt als stralend middelpunt een bijna
piramidevormige hoeve waarvan de daknok het oog naar boven leidt.
Achter bosschages en heuvelrug ontvouwt zich een wijds landschap met
een rivier in de verte. Gezien de setting niet bepaald een landschap
uit de omgeving van Amsterdam, waar het merendeel van het werk uit deze
periode is ontstaan. Welke plek bij Arnhem heeft hij hier vastgelegd?
Een locatie komt zeker in aanmerking. Howel de huidige situatie sterk
veranderd is, toont de aquarel veel overeenkomsten met het panorama
vanaf de Stenen Tafel naar de Bosweg. De boerderij met de witte gevel
staat er nog steeds; thans staan er twee waarvan de rechter uit 1913
stamt, zoals uit de jaarankers is af te lezen. Vanaf een hoger
standpunt ziet men nog steeds dezelfde rivierbocht, de bocht die de
Rijn makt ter hoogte van de huidige Pleybrug (richting Huissen). De
verschillen tussen Mondriaans aquarel en de werkelijkheid zijn te
verklaren uit het feit dat het werk zo goed als zeker in het atelier is
ontstaan en Mondriaan zich van de nodige artistieke vrijheid bediende.
De landerijen maakten deel uit van het voormalige landgoed Klarenbeek,
dat in 1886 na het overlijden van jonkvrouw Françoise van
Herzeele, weduwe van de baron van Pallandt, door de gemeente Arnhem
werd aangekocht en sindsdien als Arnhems eerste stadspark vrij
toegankelijk was. Het uitzichtpunt bij de Steenen Tafel vormde voordien
al vele jaren een toeristische trekpleister. Het is dus niet
verwonderlijk dat Piet Mondriaan juist deze plek uitkoos.
'Klarenbeek' lag bovendien slechts een korte wandeling van het huis van
zijn ouders. De voormalige hoofdonderwijzer Pieter Cornelis Mondriaan
(1839-1921) en zijn echtgenote Johanna de Kok (overleden 1909), woonden
sinds 1901, nadat vader Mondriaan eervol ontslag had genomen als
hoofdonderwijzer van de School voor Christelijk Nationaal Onderwijs in
Winterswijk, op het pas bebouwde Graaf Ottoplein nr.2. Niet alleen
vader Mondriaan stond tot zijn dood op dit adres ingeschreven, ook
Mondriaans op een na jongste broer Louis Cornelis (1877) en zijn oudere
en enige zus Johanna Christina (1870) hebben hier gewoond.
Het ligt voor de hand dat Mondriaan zijn familie vaker opzocht en meer
werken in Arnhem en omgeving produceerde. Er zijn echter slechts vier
andere werken bekend die als 'Arnhems' geïdentificeerd worden en
het lokaliseren van deze voorstellingen is een stuk gecompliceerder.
Nog het meest overtuigend is de olieverfschets Velden met uitzicht op arnhem vanuit het
Noorden, al is de handtekening juist onder dit werk verdacht.
Waarschijnlijk 'en plein air'geschilderd, toont deze schets een
enigszins vergelijkbaar uitzicht met dat op Bij Arnhem: velden op de voorgrond
en een vage skyline links op de achtergrond. Volgens Welsh zijn van
links naar rechts de torenspitsen van de Martinus-, de Walburgis- en de
grote of Eusebiuskerk te herkennen. Aangenomen dat dit zo is, lijkt het
waarschijnlijk dat de Hesel- c.q. Braamberg bij de Apeldoornseweg of
een uitzichtspunt op Sonsbeek het standpunt vormde.
Ook het paneeltje Pad en boerderij
bij Arnhem uit circa`1902 wordt met Arnhem in verband gebracht.
De afgebeelde boerderij lijkt op het eerste gezicht op die aan de
Bosweg, maar de setting is anders. Zowel de houtskooltekening Berkenbosje, die waarschijnlijk uit
1902 dateert, als het schilderijtje Zes
jonge
berken
in
een veld uit circa 1902-03 worden meer op grond
van stilistische kenmerken tot Arnhems werk verklaard. Het argument dat
er in de regio veel berken groeiden is niet sterk te noemen. In alle
drie gevallen is er geen duidelijke locatie aanwijsbaar. Bij Arnhem is wat dat betreft uniek
binnen Mondriaans werk.
Uit
'Arnhem
de
Genoeglijkste' jaargang 23 nummer 4 december 2003
--------------------------------------------------------------------------