Het
begin
Het
huidige Park Klarenbeek maakte
vroeger deel uit van een van
de oudste landgoederen van Arnhem. In het begin van de 14de eeuw
bestond het voornamelijk uit bos en heidevelden, sporadisch werd er
langs de beken op beperkte schaal aan ontginning gedaan. Aan het
eind van de 15de
eeuw bestond het nog uit twee afzonderlijke landgoederen, die werden
gescheiden door de Rosendaalseweg, aan de rechterkant hiervan lag
Monnikhuizerbeek, dat toebehoorde aan Reinier van den Sande.
Links lagen de landerijen van het klooster Monnikhuizen,
waar monniken al bezig waren met het graven van vijvers. De naam
Klarenbeek als landgoed werd voor het eerst
gebruikt na de
samenvoeging van het landgoed Monnikhuizerbeek en de landerijen van het
voormalige klooster Monnikhuizen. Sinds die
tijd is het door diverse
aankopen
gegroeid en heeft tot aan de verkoop in 1886 haar grootste omvang
gehad. In 1635 werd Rutger Huygens, die al diverse landerijen van
Monnikhuizen in
erfpacht had gekregen, door aankoop van diverse landerijen, vijvers
en bronnen eigenaar van het gebied op en rond de kloosterbezittingen
van de abdij van Prüm.
Hij vergrootte zijn bezittingen nog verder door
aangrenzende
percelen op en nabij de Musschenberg in bezit te krijgen. Aan
de andere kant van de Rosendaalseweg had hij het
landgoed Monnikhuizerbeek door vererving in 1615 in bezit gekregen.
Beide landgoederen bracht hij samen onder de naam Claerenbeeck.
Deze naam was niet nieuw, want reeds 150 jaar daarvoor waren er al
varkenshoeders, die onder de eikebomen van Claerenbeecks laan hun
varkens hoedden.
Door de eeuwen
heen
Rutger Huygens,
die zich vanaf die tijd Huygens tot Claerenbeeck noemde, legde in
het gedeelte links van de Rosendaalseweg een eiken- en beukenbos aan.
Vroeger lag hier het Monnikhuizer Bos, de bomen die er nog stonden
bleven er staan en heden ten dage is het bos, dat nu bekend staat als
het Klarenbeekse Bos nog steeds voor veel Arnhemmers een geliefde plek
om te wandelen. Door het huwelijk van Rutger's dochter Wilhelmina
Catharina met Casijn
van der Hell van de Wildbaan kwam het landgoed in bezit van de
familie
van der Hell. In 1734 werd Klarenbeek nagelaten aan Walverina van der
Hell.
Toen haar echtgenoot, Johan van Wijnbergen van Glinthorst overleed verkocht zij de bezittingen in 1739 aan Pieter Bout. Jan van Rosenvelt werd na het overlijden van Pieter Bout in 1779 voor 105000 gulden de nieuwe eigenaar. Het Klarenbeekse Bos, dat zo'n honderd jaar eerder door Rutger Huygens werd aangelegd, werd gekapt en door Jan van Rosenvelt beplant met eikehakhout. In 1788 verkocht hij Klarenbeek aan Rutger Keijser, die tot zijn dood eigenaar bleef. In 1807 werd het landgoed op een openbare veiling verkocht. De nieuwe eigenaar was Martijn Boonzaaier, die het nog het zelfde jaar doorverkocht aan Jan van Pallandt van Walfort. Het was van Pallandt die het landgoed Klarenbeek weer vergrootte door de aankoop van aangrenzende percelen, die bij een aantal vroegere verkopen verloren waren gegaan. Naast de aankoop van Rennenenk, Bekenkamp en Angerenstein kocht hij van de gemeente Arnhem ook nog een groot stuk heide ter ontginning. Na het overlijden van Van Pallandt viel Groot-Klarenbeek in 1844 uiteen. Zijn oudste zoon Frederic erfde Klarenbeek, Samuel, de tweede zoon Angerenstein en zijn dochter Adolphine kreeg Rennenenk in haar bezit. Anna Vertolk, de derde echtgenote van Jan van Pallandt schonk het landgoed Bekenkamp in 1861 aan zijn kinderen. De aankoop door
Gemeente Arnhem
Toen op 7 oktober 1885 jonkvrouwe Francoise van Herzeele, de weduwe van Baron van Pallandt overleed besloten de erfgenamen tot de verkoop van het landgoed en werd het in het jaar daarop in zijn geheel publiekelijk geveild. In mei werd op voorstel van het raadslid Jhr. Mr. H.A. Elias in een besloten raadsvergadering aangenomen dat het college van B &W werden gemachtigd om het hele landgoed, dat in de afgelopen jaren door vererving van Angerenstein, Rennenenk en Bekenkamp al in oppervlakte was verkleind aan te kopen. Als dat niet zou lukken, dan zou in ieder geval het gedeelte aan de linkerkant van de Rosendaalseweg, dat vroeger bekend stond onder de naam Monnikhuizen aangekocht moeten worden. Uiteindelijk besloot de Gemeente Arnhem tot de aankoop van een deel van Park Klarenbeek. Het betrof een 100 ha aan de linkerkant van de Rosendaalseweg, dat vroeger bekend stond onder de naam Monnikhuizen. Het gedeelte tussen de Velperweg en de Rosendaalseweg met het huis Klarenbeek werd gekocht door de familie Lüps van Biljoen. De Gemeente Arnhem had een eerste aanzet gedaan om het groene karakter van de stad te behouden. Voor meer dan 240.000 gulden werd zij eigenaar van het Klarenbeekse Bosch. |
Het Gedenkboek Arnhem 1233 - 1933
van Knap en Vergouwe over de aankoop: "Groot werk deed het
gemeentebestuur in 1886 door den aankoop van Klarenbeek. Op 29 Mei 1886
sanctioneerde de gemeenteraad den aankoop in een openbare veiling van
een gedeelte van het landgoed Klarenbeek, groot 100 H.A. 87 A. 65 c.A.
inclusief de kosten voor een bedrag van f 242.885.39. Deze aankoop van een uitgestrekte bezitting in een tijd van malaise was zeker een daad van durf. In den raad hoorde men o.a. opmerken, -dat wanneer B. en W. nu eens van een gelegenheid hadden gebruik gemaakt om een terrein onmiddellijk bij de stad gelegen aan te koopen en in te richten, waarvan ook ouderen van dagen en gebrekkigen ter been hadden kunnen profiteeren en waar men de kinderen met toezicht om te spelen had kunnen heenzenden, dan stond de zaak anders. Maar Klarenbeek lag zóó ver van de stad, dat het allen bereikbaar is voor goede wandelaars, of voor hen wie het schikt een rijtuig te nemen. Veel gemak zou het groote publiek er niet van hebben, terwijl de schuldenlast der gemeente verbazend zal worden vergroot-. Maar daarbij bleef het. B. en W. stelden zich op een breeder standpunt. -Wat zal de toekomst van Arnhem zijn-, aldus de wethouder Cordes -als de bijl des slopers zal geslagen zijn in al die schoone bosschen die daar gevonden worden? Hoe zal de toestand onzer gemeente worden, als de geheele oostkant der gemeente van hout en dientengevolge van schoone wandelingen is ontbloot? De belangen van de belastingbetalers zouden bovendien beter tot hun recht komen door bijtijds te zorgen, dat de aantrekkelijkheid van Arnhem behouden blijft, waardoor de inwoners hier blijven of anderen zich vestigen-. En zoo werd ten slotte met unanieme instemming van de raadsleden Klarenbeek de eerste groote landelijke bezitting der gemeente, het landgoed met de bekoorlijke valleien, glooiende akkers, boschlanden en het onvolprezen Steenen Tafelplateau". |
|
In
de jaren die
volgden werden grote gedeelten van het park opgeofferd
aan
stadsontwikkeling en andere projecten. Op de hoek van de Vijverlaan en
de Rosendaalsestraat werd in 1888 School XVI, een lagere school
gebouwd. In 1889 werd het Militair
Hospitaal van de Eusebiusbuitensingel verhuisd naar Onder de
Linden. In 1908 werd aan de
Bosweg, op de plaats waar eerder een
boerderij stond, die ook dienst deed als boswachterswoning en waar de
dorstige wandelaar ook een verfrissing krijgen kon, een Hotel-Pension
gebouwd met de naam van het voormalig klooster: Monnikhuizen. In 1930
echter werd in en rond dit gebouw de Arnhemse Buitenschool gevestigd.
De school was in die tijd vooral bedoeld voor bedoeld voor
ziekelijke, astmatische kinderen en ex‑tbc
patiëntjes. Alhoewel de school nog steeds bestaat, is ze in opzet
in
de loop der jaren wel veranderd. In 1915 verhuisde Vitesse haar voetbalveld nabij de Huijgenslaan naar een terrein ten noorden van de vijver, tussen de Bosweg en de Monnikensteeg, waar de gemeente Arnhem naast de stadskwekerij, die in 1959 een aantal honderden meters verhuisde naar een ander perceel ook aan de Bosweg, een stuk bouwland en een weiland ter beschikking stelde voor een nieuw onderkomen voor de Arnhemse voetbalclub. In 1916 werd tussen de Thomas à Kempislaan en de Vijverlaan een Marechausseekazerne gebouwd. Ook werd er ruimte opgeofferd aan de sociale woningbouw, woningbouwvereniging "De Volkswoning" bouwde rond 1919 op het gebied tussen de Vijverlaan, Onder de Linden en Thomas à Kempislaan een compleet nieuwe wijk met rond de 235 woningen, de Vogelwijk genaamd. Naast de grote vijver lag tot aan het begin van de 20ste eeuw nog een militair exercitieterrein. Daar werden, evenals aan de andere kant van de vijver een aantal noodwoningen gebouwd, respectievelijk Vijverwijk, Bloemenwijk en Boschwijk genaamd. De bedoeling van de in rond 1920 aangelegde complexen was, dat ze maar 5 jaar zouden blijven staan, het duurde echter tot 1934 voordat ze verdwenen. Pikant detail is dat ze na ontruiming niet werden gesloopt, maar in de brand werden gestoken ivm het vele ongedierte. Op de hoek van de Vijverlaan en de H. van Kalkarstraat wordt in 1922 de Creutzbergschool geopend, genoemd naar ds. Creutzberg De watertoren "De Steenen Tafel" werd in 1927 op de hoek van de Weg naar de Steenen Tafel en de Weg achter het Bosch gebouwd. De aanleg van nieuwe woonwijken maakte de bouw van deze watertoren noodzakelijk. Naast een waterreservoir van ongeveer 600 kubieke meter, kreeg deze toren vanwege haar fraaie ligging ook een restaurant en een lift, die volwassenen voor een dubbeltje en kinderen voor een stuiver naar het dakterras bracht, vanwaar men een ongelooflijk uitzicht tot ver in de Betuwe en zelfs Duitsland had. Op Het Nieuwe Land, ten noorden van de Weg achter het Bosch werd in 1938 de eerste steen gelegd voor de bouw van de Saksen Weimar kazerne. Nog voor het gereedkomen van deze kazerne werd Nederland door de Duitsers bezet. Zij werd dan ook door de Duitsers afgebouwd, die daar tijdens de bezetting een SS-unteroffizier-Schule in huisvestten. De oorlog had ook het onderkomen van de CJMV (Christelijke Jonge Mannen Vereen) aan de Driekoningendwarsstraat verwoest en men besloot dat er aan de Thomas à Kempislaan een nieuw jeugdcentrum moest komen. Eind 1951 werd "De Jacobiberg" geopend. Voetbalclub Vitesse kreeg in 1952 een ander terrein aan de overkant van de Monnikensteeg aangeboden en verrees op op het voormalig voetbalveld het verzorgingstehuis "De Drie Gasthuizen". In 1954 werd ten noorden van de Thomas à Kempislaan het zwembad Klarenbeek aangelegd en in 1960 het Thomas à Kempiscollege. In 1960 werd een Christelijk Technische school geopend, waarvoor er in 1953 de boerderij, bekend als 'het Huis in het Dal', die jarenlang bewoond werd door de familie Baumann, gesloopt moest worden. Aan de weg, die begint bij het voormalig Hotel Monnikhuizen en eindigt bij restaurant "De Steenen Tafel", werd ter nagedachtenis aan baron van Heemstra, die zich als commissaris der Koningin van Gelderland tussen 1925 en 1945 heeft ingezet voor het behoud van het Gelders natuurschoon in 1962 een bank geplaatst, bij velen bekend als de Van Heemstrabank. Van hieruit kijkt men over de stad Arnhem en verder weg, bij mooi weer tot in Duitsland. Het mooiste vergezicht is echter te bewonderen als men vanaf het restaurant iets naar beneden loopt en bij de in 1986 geplaatste banken een blik in de richting van de stad werpt. Daarnaast is er in de loop der jaren langs de randen van het park, aan de Hommelseweg, het onderstuk van de Thomas à Kempislaan, aan de Vijverlaan en de Geert Grotestraat particuliere woningbouw gepleegd. |
|||||||||||||||||||||||||
Gelukkig is de Gemeente Arnhem zo verstandig geweest om niet het hele park op te offeren aan de stedelijke expansiedrift en kunnen vele bezoekers nog urenlang verposen in Arnhems oudste en in de ogen van velen Arnhems mooiste stadspark, waarover A. Markus aan het begin van de vorige eeuw in zijn boek 'Arnhem. omstreeks het midden der vorige eeuw' al schreef: "Het Klarenbeeksche bosch met zijne bergen en valleien, zijn hoog geboomte en weelderig struikgewas, zijne vruchtbare bouwlanden en kronkelende wandelpaden, zijne beken, vijvers en zijn waterval is langen tijd de geliefkoosde ontspanningsplaats voor Arnhems ingezetenen geweest; geslachten op geslachten hebben hier volop de schoone natuur met de prachtige vergezichten genoten; dankbaar moeten wij het stedelijk bestuur herdenken, dat, toen deze schoone landstreek op het punt stond verkocht te worden, met groote opofferingen voor Arnhem het Klarenbeeksche Bosch heeft behouden" en "Geen vreemdeling kan zich Gelderlands schoone hoofdstad voor den geest halen, of het Klarenbeeksche Bosch komt hem mede in herinnering. De stad en het bosch hebben beide voor en met elkander geleefd; te zamen zijn zij geworden, wat zij heden zijn. Zij behoren bij elkaar." |