Mariejozee
Geleick
Ofschoon ik op
de
Raapopseweg geboren ben, herinner ik me van Klarendal vrij veel,
omdat
we altijd naar Ernste gingen , waar op zaterdagochtenden er altijd
een
lange rij mensen stond om vooral peerdewurs te kopen. Als kind was
ik
dan niet weg te slaan bij wat de slager allemaal deed. Mijn
grootouders
woonden op de Rosendaalsestraat, nummer 155, ik geloof zelfs, dat
dat
huis er nog staat. Mijn Opa heette Sjeraar Frehe, hij was chef
banketbakker bij Petri op de Steenstraat.
Ik weet nog goed dat er
tegenover
(de Rosendaalsestraat) hele kleine krotachtige huisjes stonden.
Daar
woonde, dacht ik, onder meer een roodharige jongen, die op straat
altijd stond te zingen, vaak op de stoep van de cafetaria
tegenover.
Hij was een beetje maf.
We haalden ook altijd een ijsje
bij
"Dolomiti" en vis op de hoek van de Catherijnestraat, bij Evers.
Ik heb
zo goed de algemene sfeer van Klarendal in mijn hoofd, de mensen
's
zomers op straat levend, ruzie makend en de zaak weer sussen.
Ook was er het gezegde, "dat
mensen
van de Rappardstraat en de Paulstraat een zooitje boeven waren",
maar
ik weet daar niet echt iets van, ik hoorde de "grote" mensen om me
heen
dat wel eens zeggen.
Mijn opa en oma van papa's kant,
(hun naam was Jules Geleick en Johanna Artz) woonden een poos aan
de
Agnietenstraat, opa was rijtuigschilder bij Bij 't Vuur. voor de
oorlog. Na de oorlog had mijn vader een verfzaak aan de
Klarendalseweg,
maar die is snel failliet gegaan. Ik weet ook nog, dat was
ongeveer
1956, 1957, dat er op de Rosendaalsestraat een ongeluk gebeurde
waarbij
een jongen uit de Solostraat, dacht ik, helemaal onder snijwonden
van
glas zat. Mijn vader heeft dat jong naar huis gebracht de trap op,
en
daar heeft een dokter hem verder behandeld. Mijn vader was ook
helemaal
rood van het bloed. We zijn in 1959 verhuisd naar Presikhaaf, waar
ik
in 1961 een ernstige verwonding aan mijn linker oog opliep op
dezelfde
dag (een zaterdag) dat iemand, misschien bij de Jood Kruijer, op
een
granaat aan het kloppen geslagen was en dat dat ding ontplofte.
Mariejozee Geleick