Hennie Cornelissen-van Uffelen

Ik ben geboren en getogen in Klarendal. Ik heb altijd op de Klarendalseweg gewoond en ben niet van plan ooit te vertrekken. Soms denk ik met heimwee terug aan Klarendal van vroeger.
In vogelvlucht schets ik mijn leven: In 1972 werd op vijf uur 's middags mijn eerste kind geboren. Door het dolle heen schreeuwde mijn man naar de bovenbuurvrouw: ' we hebben een zoon!'. Binnen een uur stond de buurvrouw aan het kraambed met de krullers nog in het haar. Ze had een lekker kopje soep voor me bij zich en begon meteen de vloer te dweilen.
In 1975 overleed mijn vader. Het huis van mijn ouders was een woon-/werkwinkel en die moest leegkomen nu die niet meer gebruikt werd als werkplek (mijn vader was elektricien). In diezelfde periode kwam het huisje op de Klarendalseweg 116 vrij. Eigenlijk was het huisje al vergeven aan de dochter van de burgemeester van Klarendal. Maar in ruil voor een flesje cognac (ik wist dat de burgemeester daar nogal van hield) mochten wij dit huisje betrekken. Toen is mijn moeder bij óns komen wonen. Ik was toen 27 jaar, getrouwd en had inmiddels twee zonen. Maar we hadden genoeg ruimte voor mijn moeder. Ze heeft een grote kamer van 20 m², maar ze zit eigenlijk altijd bij ons beneden.
Vroeger hadden wij als eerste en enige van de straat een televisie. Alle buurkinderen mochten bij ons 'dappere dodo' kijken en op zondag om 12 uur keken we altijd naar meester G.B.J. Hilterman. Die had het over de wereld. Ik begreep er niets van, maar vond de bewegende beelden spannend en zat zondag na zondag geboeid te kijken. Ik was er van overtuigd dat hij mij ook zag. Mijn vader heeft mij al snel uitgelegd dat ik hem wél maar hij mij niet kon zien. Nú hebben we twee televisies. Als mijn man naar voetbal wil kijken en mijn moeder naar Lingo, gaat mijn moeder naar haar eigen kamer.
Veel van mijn buren hebben geen tuin, alleen een balkon. Wij hebben een tuin. Ik wil delen wat ik heb.
Dat heb ik mijn kinderen ook geleerd. Toen mijn kinderen nog klein waren kochten we tweedehands fietsjes en een skeltertje. Ze deelden deze spullen met alle buurkinderen. Ik zorgde altijd voor ranja. Zodra de kinderbijslag was ontvangen kregen de kinderen van hun moeders een rolletjes biscuits mee of een fles ranja, zodat niet alles uit mijn zak hoefde te komen. Alle kinderen zeiden Hennie tegen mij. Mijn zoons hebben nooit mamma tegen me gezegd. Want iedereen zei Hennie.
Jarenlang was het bij ons op oudejaarsdag oliebolleninstuif. Die dag stond de deur wagenwijd open. Gedurende de hele dag kwam de buurt bij ons oliebollen eten en halen. 's Ochtends om half zeven stond het meel al te rijzen. Mijn moeder schilde de appels. Al vanaf een uur of tien kwamen de eerste buren binnen om oliebollen te halen en natuurlijk kwamen ze een bakkie koffie drinken. Degenen die niet zelf konden komen ging ik het persoonlijk brengen. Ieder jaar bracht ik een schaaltje naar de oude buurvrouw en naar Simone, het meisje van de sigarenwinkel. Mijn man wilde dat ik er mee stopte. Want op oudejaarsavond zat ik erbij als een dood vogeltje in een vette keuken die ik nog helemaal moest schoonmaken. Ik bak nog ieder jaar oliebollen, maar niet meer voor de hele buurt. Maar nog ieder jaar breng ik een schaaltje oliebollen naar Simone, het meisje van de sigarenwinkel.
Ik ken heel veel mensen in Klarendal. Met de échte Klarendaller kan ik lezen en schrijven en zij met mij. Als ik boodschappen ga doen bij de Albert Heijn bij mij om de hoek ben ik zo anderhalf uur onderweg. Ik maak met veel mensen een praatje en daar neem ik de tijd voor. Ik zeg altijd: 'Ik ben een echte Klarendalse herder'.
Als ik het over mocht doen, dan zou ik alles over doen zoals ik het nu beleefd heb. Mijn verleden, heden en toekomst liggen in Klarendal. Geen haar op mijn hoofd die ooit heeft overwogen Klarendal te  verlaten. Ik ga hier pas weg als ik tussen zes plankjes lig.

Bovenstaand verhaal is eerder verschenen in de WOOON ter gelegenheid van het 100jarig bestaan van de Stichting Volkshuisvesting en is ook tijdens het feest ter gelegenheid van bovengenoemd jubileum verteld door een van de verhalenvertellers in het Nederlands Openluchtmuseum.



Onderstaande tekst komt uit de dagboeken van Hennie Cornelissen, een Klarendalse gezinsverzorgster (vanwege privacy zijn de namen veranderd)

Half november 1979

Mevrouw en mijnheer van der Voorst drie maal per week hulp.

Mevrouw en mijnheer van der Voorst zijn 38 jaar getrouwd en hebben een zoon van 30 jaar. Het is een bijzondere gezellige familie maar wel met veel narigheid. Meneer is erg ziek en mevrouw zwaar overspannen.
Hij heeft vroeger namens het Rode Kruis geholpen bij de watersnoodramp in 1953 in Zeeland. Dat was afzien vertelde hij weleens en ook iets wat een enorme indruk op hem heeft gemaakt. Zeventien jaar geleden is zijn linkerbeen geamputeerd, de doorbloeding was niet goed en hij had enorme pijnen. Ook heeft hij twee jaar in het sanatorium gelegen voor zijn TBC. Toen hij daarvan hersteld was heeft hij een hersenbloeding gehad waardoor hij halfzijdig verlamd was. En of het nog niet genoeg was werd hij zwaar overspannen en is toen acht weken in de "Lage Vuursche" geweest voor een rustkuur. Twee jaar is het verder goed gegaan tot januari 1979. Hij ontdekte toen een knobbeltje in zijn keel en hals. De dokter dacht eerst aan een zware kou maar doordat de pijn aanbleef en de pijn zelfs erger werd, heeft de dokter hem door gestuurd naar de specialist. Die constateerde een kwaadaardig gezwel wat aan de amandelen zat vast gegroeid. Hij heeft toen een zware operatie gehad die op zich goed gelukt was. Echter na verloop van tijd kwamen er weer knobbeltjes terug, die hebben ze toen bestraald. Hij is ook nog eens een suiker patiënt, maar gelukkig in lichte mate. Dit alles bij elkaar moet een mens toch moedeloos maken. Maar ondanks alles blijven ze hopen en geloven. Ze hebben gelukkig een sterke band met de familie, die dan ook vaak op bezoek komt.
Meneer van der Voorst is 68 jaar, twee maal per week komt de wijkverpleging hem wassen en de blaas spoelen. Hij heeft iedere vier weken een nieuwe katheter nodig.
De dokter of wijkverpleegkundige zet dan een nieuwe katheter. Op dit moment word er niets gedaan aan de lymfklieren. Dokter van Gassel ziet dit niet zitten omdat er te veel zitten en doordat de andere bestralingen nog niet zolang geleden gestopt zijn. Hij houdt wel de prednisontabletten. Dit is een paardenmiddel. Maar neemt hij ze niet dan is hij steeds moe en lusteloos.
Ondanks alle ellende blijft hij een opgewekte man, die zelfs nog hoopt hun 40 jarig huwelijk mee te mogen maken. Hij is stapel op zijn vrouwtje. Waar hij nog meer van houd zijn sjoelen, muziek en kussens knopen. De hoop en vrolijkheid die hij heeft houdt hem echter op de been. Zou hij dat niet hebben, geloof ik dat hij het niet zolang had volgehouden. Hij heeft zich er min of meer bij neer gelegd en momenteel gaat het erg goed met hem. Ik hoop voor hem maar ook voor haar dat dit zo zal blijven. Als de pijn erger word, ziet hij er niet tegen op om te sterven. Hij zit dan meer over zijn vrouw in die alleen achter zal blijven. Daar hebben we hem inmiddels over gerust kunnen stellen. Ik heb goed contact met de huisartsen Dr v.d.Meer en Dr Boogaards.
Het is voor mij heel belangrijk dat ik op hun terug kan vallen en zij bekend zijn met de situatie.

Nu over mevrouw van der Voorst, ze is net als haar man ook 68 jaar.
Doordat ze zoveel heeft mee gemaakt met haar man is ze zelf ook aan het sukkelen gegaan. Ze is zwaar overspannen geweest, zit veel te huilen en zit dan in de put. Ze gaat niet meer de straat op omdat ze bang is. We proberen haar hier mee te helpen door aan de arm van mij iedere dag een klein stukje meer te lopen dan de keer er voor. Later ging ze zelfs weer mee een boodschapje doen. En nog wat later, doet ze zelf alweer een boodschap in de buurt. Haar rug laat haar een beetje in de steek waarvoor ze momenteel therapie krijgt. Ze is gek op mooie kleding en ze breit voor haar kleindochter. Als het mooi weer is gaan we naar de stad of naar Presikhaaf, doen de boodschappen en drinken we een bakkie koffie en dan weer op weg naar huis. Momenteel gaat het goed met haar, maar het is zo wisselend. Ze heeft mij weleens gezegd dat ze hoopt, dat haar man geen pijnlijke lijdensweg krijgt, dat zou ze niet willen.

April 1980
Mijnheer is voor controle naar dokter van Gassel geweest. Hij was zo verrast zijn gezondheidstoestand, dat hij samen met een collega specialist wil overwegen om nog een operatie uit te voeren. Dit word drie juni beslist, hij moet dan vier dagen van tevoren bloed laten prikken. We hopen er met z'n allen maar het beste van.

Mei 1980
Op Hemelvaartsdag is meneer van der Voorst opgenomen in het ziekenhuis. Zijn toestand is heel snel achteruit gegaan in deze periode. Hij heeft hevige pijnen in hals en arm ook de rechterkant van zijn borst is ontzettend pijnlijk. De medicijnen die hij nu krijgt drukken de pijn wel weg, maar hij word er ontzettend suf van. Hij kan nu niet meer bestraald worden. De knobbel die hij in zijn hals had zitten is van een knikker tot de grote van een ei gegroeid.
Ze hebben bericht gehad van het Rode Kruis dat ze met de boot tocht van vijf dagen mee mogen. Dat is van 30 juni tot 5 juli. Of hij dit zal halen blijft af wachten, ik hoop het voor ze want na wat die twee mensen hebben mee gemaakt, hebben ze dit zeker verdiend. Het is ook iets waar ze beiden met groot verlangen naar uit kijken.

Juni 1980
Mijnheer is weer ontslagen uit het ziekenhuis, ze hebben hem toch nog bestraald terwijl dit eigenlijk niet meer mocht. De grote knobbel is hier door weer geslonken. Hij moet nu wel maandelijks terug komen in het ziekenhuis. Van of hij weer thuis is heeft hij depressieve buien en is hij opstandig. Waar hij eerst zo vol van was, van die boottocht, staat het hem nu tegen en heeft hij er geen zin meer in. Waarschijnlijk werken de nieuwe medicijnen hier ook aan mee. Toen hij thuis kwam uit het ziekenhuis had hij 10 verschillende soorten medicijnen + twee blaadjes vol met nieuwe pillen en drankjes. We zijn maar meteen door gereden naar de apotheek, die heeft alle medicijnen bekeken en op een na vernietigd. Er zaten kuren bij die halverwege gestopt waren.

Juni 1980
30 juni gaat dhr. van der Voorst met de Henry Durant mee voor een tochtje naar Vlaardingen. Deze tocht duurt vijf dagen. Zijn vrouw gaat toch niet mee en blijft die week bij familie in Haarlem. De week dat zij weg zijn kon ik bij een ander invallen. We zijn nog wel op bezoek geweest bij de Stichting Thuiszorg Midden Gelderland op de Klarendalseweg. Hij had een rolstoel gekregen van de kruisvereniging en daar hebben we meteen gebruik van gemaakt door daar koffie te gaan drinken. Hij heeft meteen kennis gemaakt met iedereen. Ook met mevrouw Hendriks de vrouw die met het vingertje wees dat je niets aan mocht nemen (haha).

Juli 1980
Ik ga drie weken op vakantie naar zuid Engeland met de caravan. Trekken langs de zuidkust en vanaf Lands End naar boven naar Cornwal. En terug door de Midlands. We gaan met de boot over vanaf Zeebrugge naar Dover.
Dhr. van der Voorst is in onze vakantie overleden op 20 juli 1980. Het gekke is dat ik zo'n voor gevoel heb gehad. Hij rookte sigaren en ik wilde op de terugweg op de boot een doos sigaren voor hem kopen, maar terwijl ik ze wou pakken was er een stem die tegen mij zei: leg ze maar terug het is niet meer nodig. Hij moet erg veel pijn hebben gehad. De laatste drie dagen is hij stervende geweest en is zijn vrouw, zoon en zijn schoondochter in het ziekenhuis gebleven om te waken. Hij kon heel moeilijk afscheid nemen van haar.
Ik probeer haar nu tot steun te zijn door alsmaar te luisteren naar verhalen van vroeger. Ik hoop van ganser harte dat ze dit verlies wat voor haar het grootste is kan verwerken. De boottocht heeft hij niet meer mee gemaakt. Zijn laatste reis voor hem is die naar de hemel. En ik hoop dat hij de rust vind die hij heeft verdiend.

Augustus 1980
Doordat mijnheer overleden is, werk ik nog maar twee keer per week bij haar. Ze heeft zich redelijk staande gehouden na het verlies van haar man. Ze kookt weer en wat ze goed kon, was rundvlees bakken daar rook het hele huis naar. Haar rug speelt haar nog wel parten daar krijgt ze weer therapie voor. Verder gaat alles goed.

Maart 1981
Zoon Mark en zijn vrouw gaan in mei voor goed naar Spanje. Ze vind dit niet zo fijn . Aan het eind van deze maand moet ik ook weer weg bij haar, dit vind ze ook niet prettig. Veranderingen daar zit ze niet op te wachten, ze blijft wel twee maal per week hulp houden. We hebben ondanks alle ellende ook nog plezier gehad. Aan de overkant van hun huis was een steile helling van gras. In de winter als er sneeuw lag gingen we met de slee van de berg af en dat ging zo hard dat je bijna de voor deur in zou glijden. Dat was lachen. Ik hoop dat het haar goed mag blijven gaan.